Mentale kenmerken

Denkstijl

De hersenen bereiken hun volledige volwassen capaciteit tussen 19 en 20 jaar. Dit staat blijvend leren niet in de weg, aangezien er nog steeds nieuwe neurologische connecties aangemaakt worden.

Het is belangrijk dat de sporters in deze fase weten voor welke doelen ze aan het trainen zijn. Het ontwikkelen van een klimaat van vertrouwen is noodzakelijk, want hun eigen denken is volwaardig denken en moet worden gedeeld met de trainers en de bredere omkadering, zodat meer gerichte ondersteuning mogelijk is. De sporter moet in dit proces van inzicht begeleid worden. Het durven verwoorden van gedachten is een voortdurend proces waarbinnen er ruimte en openheid is voor gevoeliger thema’s als anticonceptie, lichaamsbeeld, relatievorming, evenwicht tussen levensdomeinen, enz.

Dat klimaat van vertrouwen met de trainer en eventueel het begeleidingsteam (kine, school, sportpsycholoog, fysieke trainer …) is een conditio sine qua non. Er moet openheid zijn om te luisteren naar elkaars input (in twee richtingen). Sporters zijn in staat om mee te leren denken met de trainer in het kader van hun persoonlijk ontwikkelingstraject.

Opbouw zelfbeeld & zelfvertrouwen

De eigen identiteit krijgt stilaan volledig vorm en bestaat uit meerdere dimensies en meer genuanceerde standpunten. Er is een evenwicht tussen de ‘sociale ik’, de ‘sportieve ik’, de ‘zoon/dochter ik’, de ‘studie ik’. De sporter denkt bewust na over wie hij is en wat het belang is van elke identiteitsdimensie. De sporter voedt bewust zijn zelfvertrouwen door genuanceerd te denken over prestaties, mogelijkheden en sterktes, kan relativeren en grotere contexten en andere percepties spontaan zien. Hij opent zich voor de meningen van anderen.

Spanningsmanagement

Sporters kunnen in deze fase meer druk ervaren, omdat de verwachtingen vaak hoog liggen op verschillende vlakken (studie, sportief, sociaal). De sporter (her)kent zijn ideale spanningsniveau, en impulsen (plotse neigingen die opwellen om iets (ongepast) te doen) worden gecontroleerd. Prestatiemomenten zijn belangrijk en er zijn verwachtingen. De sporter beschikt over een aantal spanningsmanagementtechnieken en weet welke voor hem werken. Hij kan die toepassen op het geschikte moment. Zo kunnen de sporters tot een competitiestrategie komen met duidelijke routines (voor, tijdens en na de wedstrijd).

Concentratie, aandacht & focus

De sporter kan zijn concentratie en aandacht sturen in de richting die hij wil, ook naar wedstrijdsituaties toe. Hij is in staat om de impact van stress, verwachtingen en het eigen denken op prestaties onder ogen te zien en hierin bij te sturen. Dit is een permanent oefenproces waarbij hij bereid is tot dieper inzicht in afleiders en drukgevers, en daar bewuster probeert mee om te gaan.

Motivatie

Er wordt stabieler gedrag getoond, proces en taakdoelen worden zelfstandiger vooropgesteld, de eigen input in een resultaatdoelstellingsplan wordt steeds groter. De sporter is mede-eigenaar van zijn proces en stelt zelf nieuwe uitdagingen voor. De sporter is in staat op langere termijn te denken en de gevolgen van acties/keuzes voor de toekomst in te schatten. Prestatiemomenten moeten als uitdaging worden gezien. De dialoog met de trainer wordt op gelijk niveau gevoerd en inspraak en opvolging zijn automatismen die volgen uit gewoontes van gestructureerd en formeel samenzitten.

Inbeelding & visualisatie

De sporter weet welke vormen van inbeelding en visualisatie hij wil gebruiken. Een gestructureerd visualisatieplan opmaken is deel van de wedstrijdplanning. Minimum twee weken voor de piekprestatie kan dat best dagelijks gevisualiseerd worden.