Mentale training

Denkstijl

  • Probeer als trainer te stimuleren dat ze hun eigen mening formuleren en zelfstandig denken en zich durven te uiten.
  • Denk niet in hun plaats, luister naar hun verhaal, niet naar jouw eigen projectie.
  • Negeer ongewenst gedrag zeker 50% van de tijd, bekrachtig positief gedrag en straf enkel in uitzonderlijke omstandigheden. Heb geduld en geef je grens herhaaldelijk aan. Maak afspraken met hen rond hoe je ongewenste gedrag zult aanpakken en volg dat op.
  • Als je straft, zorg dan dat de situatie een straf waard is, straf eenmalig met effect en duid duidelijk het hoe en waarom van de sanctie.

Opbouw zelfbeeld & zelfvertrouwen

  • Leg als trainer de focus op de kwaliteiten van de sporter, breder dan de sportspecifieke kwaliteiten.
  • Laat de sporter af en toe eens ventileren zonder meteen oplossingen aan te bieden.
  • Benoem expliciet de sterke kanten, zowel van de persoon als van de sporter.
  • Leer de sporters zichzelf te evalueren en bij te sturen waar nodig. Door dit leerproces leren ze hun zwaktes en sterktes nog beter kennen. Moedig de sporter aan om zijn sterktes hardop te durven benoemen voor jou.

Motivatie

  • Zorg dat je weet hoe het zit met de plezierbeleving van je sporters. Die moet voldoende groot blijven om voldoende de motivatie te voeden. Genieten van je sport is de voorwaarde om door te gaan en kwaliteit te leveren. Houd dit in het oog!
  • Zit maandelijks of tweemaandelijks formeel samen om de doelen te bespreken.
  • Laat voelen dat je sporter meer is dan een prestatiemachine, dat het algemeen welbevinden van de jonge persoon voor jou van belang is (met het oog op de ontwikkeling van de identiteit).
  • Durf gerust vaak een-op-eenfeedback te geven over goed/gewenst en slecht/ongewenst gedrag (slecht gedrag beter niet in groep benoemen, want dat is sociale afgang. Bij goed gedrag ook opletten of ze dat niet gênant vinden op deze gevoelige leeftijd).
  • Indien het over gewenst groepsgedrag gaat, kan je dat wel bekrachtigen voor de hele groep, maar zorg dat je je aandacht over verschillende sporters spreidt en niet steeds dezelfde persoon als voorbeeld neemt en meer algemeen spreekt.
  • Laat ruimte voor inspraak, ideeën en aanvullingen door de sporter.

Spanningsmanagement

  • Zoek welke spanningsmanagementtechniek het best bij de sporter past: mindfulness, yoga, relaxatieoefeningen, zelfspraak of peptalkoefeningen, sterktelijsten …
  • Bepaal met de sporter een mentale wedstrijdroutine, naast de fysieke voorbereidingsroutine.
  • Help de sporter in het herkennen van zijn ideale spanningsniveau, zodat hij dat bewust herkent.

Concentratie, aandacht & focus

  • Help de sporter om te werken met focus-cues per element ‘ik & mijn taak’: ‘strek’, ‘duw’, ‘hoog’. Gebruik dus korte en krachtige woordjes die snel in het hoofd verwerkt kunnen worden, en die exact het kernpunt van de beweging benoemen.
  • Spreek één woord af om de sporter erop te wijzen dat de concentratie weg lijkt te zijn om hem te helpen bewuster concentratie terug te nemen.
  • Vermijd overinstructie, voel aan wanneer instructies voldoende zijn, vermijd veelvuldig herhalen.
  • Stel open vragen over hun beslommeringen en stimuleer om daarvoor oplossingen te zoeken.

Inbeelding & visualisatie

  • Visualiseer de elementen apart en de volledige wedstrijdoefeningen.
  • Zoek een ingebeelde ‘rustige plek’ of gebruik een oppeppend beeld.
  • Gebruik herinbeelding van succesvolle oefeningen, uitvoeringen, wedstrijden.
  • Gebruik visualisatie en inbeelding als helingstechniek. Blijf in periodes van kwetsuren mentaal je sport oefenen.