Mentale training

Denkstijl

  • Als trainer heb je een echte voorbeeldrol om constructief en positief te denken. Als jij je op die manier uitlaat t.o.v. de kinderen zullen ze dat voorbeeld oppikken. Let dus zelf goed op je uitspraken, en help hen denken door constructief en motiverend te praten.
  • Durf hen individueel de vraag te stellen naar wat ze goed vonden bij een uitvoering.
  • Werk met veel sociale bekrachtiging, door non-verbaal heel wat positieve signalen te geven (schouderklopje, duim, vuistje …). Alles mag op die leeftijd nog als goed gezien worden. En de vraag rond ‘wat kan je nog veranderen?’ of ‘hoe kan je iets anders proberen te doen?’ kan een eerste aanzet zijn naar oplossingsgericht denken over de taak of beweging.

Concentratie, aandacht & focus

  • Let erop dat je nooit langer dan 10 minuten met één oefening bezig blijft.
  • Varieer voldoende in soort en moeilijkheidsgraad van activiteit.
  • Stop een opbouw in de duur van bepaalde terugkerende oefenreeksen en wijs de kinderen hier op de progressie in hun langer volgehouden inspanning (= aandacht).
  • Vermijd vrije, ongestructureerde momenten, tenzij je voor ‘vrij spelen’ kiest om hun energie los te laten. Vrij spel kan ook gebruikt worden op momenten dat de concentratie wegvalt, of om nieuw materiaal te laten exploreren, of om hen te belonen voor ‘goed werk’.

Opbouw zelfbeeld & zelfvertrouwen

  • Geef als trainer voldoende aandacht aan het échte enthousiasmeren van je groep.
  • Zorg ervoor dat je oefeningen aanbiedt waarin ze succes beleven.
  • Bouw mee aan het zelfbeeld door in feedback te benoemen wat ze goed doen.
  • Ga op een heel concrete manier in dialoog met de kleuters. Laat hen aan het einde van een training plaatsnemen bij een kegel (of object) naar keuze: kegel 1 ‘vond het supertof’, kegel 2 ‘vond het niet zo leuk vandaag’. Bevraag eventueel apart waarom wel of waarom niet.
  • Zorg dat je voldoende afspraken maakt rond wat wel en niet mag, en herhaal dat kort elke week.

Motivatie

  • Zet 100% in op de puurste vorm van motivatie: de autonome motivatie. Houd de plezierbeleving heel hoog, presenteer haalbare uitdagingen en prikkel de nieuwsgierigheid.
  • Probeer bij ‘minder leuke’ oefeningen of opdrachten in simpele taal uit te leggen waarom het belangrijk is om te leren (duiding geven om te motiveren).

Spanningsmanagement

  • Kanaliseer energie door bewegingsvariatie van langzaam en traag, naar heftig en fel.
  • Als voorloper van het aanleren van buikademhaling, kan je een fantasiespel introduceren waarbij ze een slappe voddenpop worden, neer gaan liggen, precies een ballon in hun buik groot maken en weer loslaten door te ademen.

Inbeelding & visualisatie

Speel in op hun fantasie: bv. fantasiespelletjes in motorische oefeningen waarbij ze ‘wandelen zo fier als een pauw’, ‘springen als een konijn’ …