Sportspecifieke training

De trainingen worden in deze fase heel gericht en disciplinespecifiek waardoor de sporters moeten ‘leren trainen’. De trainingen gaan door in kleine(re) groepen met veel variatie in de bewegingsvormen en focus op de essentie van de technieken. Op die manier wordt het motorisch vermogen verder ontwikkeld en worden meer sport- en disciplinespecifieke vaardigheden geïntroduceerd op een leuke manier. Prestatievormen moeten een speels karakter hebben.

Doordat bepaalde sporters in deze fase hun groeispurt aanvatten, en hierdoor een verhoogde blessuregevoeligheid hebben, is het belangrijk dat er een gezonde verhouding is tussen ‘zacht trainen’ en ‘hard trainen’. Met ‘hard trainen’ wordt het trainen in wedstrijdsopstelling bedoeld. Tijdens ‘zacht trainen’ wordt de impact op het lichaam verminderd door af te wijken van de wedstrijdsituatie, bijvoorbeeld door op een trampoline te oefenen i.p.v. de tumblingbaan, landingen in een valkuil te doen i.p.v. op een landingsmat …

Vaardigheden

De basisbewegingen worden geoptimaliseerd en er worden steeds meer complexere disciplinespecifieke vaardigheden aangeleerd.

Sporters leren omgaan met het verloop en de structuur van de trainingen en wedstrijden (regels, afspraken, veiligheid) en krijgen inzicht in de (bedoeling van de) beweging en de trainingsopbouw.


Expressie en ritme

  • Sporters leren ritme in bewegingen te brengen: loopritme, ritme in een opeenvolging van elementen, ritme in eenzelfde element …
  • In bepaalde disciplines is integratie van ballet en bewegen op muziek in de training een grote meerwaarde, omdat in latere fasen de artistieke component op wedstrijden een belangrijk onderdeel wordt.